Uitgangspunten
Bij de actualisatie van gemeentelijk grondgebruik werkt de gemeente West Betuwe bij de toetsing van verjaring met onderstaande uitgangspunten, gebaseerd op de landelijke wetgeving en jurisprudentie:
- Het eigendom is in Nederland heel goed beschermd. Van verjaring is niet snel sprake. Dit geldt in het bijzonder voor gemeentegrond. Een beroep op verjaring dient dan ook aan strikte vereisten te voldoen;
- De bewijslast voor een beroep op verjaring ligt bij degene die zich op verjaring beroept;
- Is sprake van verjaring, dan werkt de gemeente in beginsel mee aan de erkenning van deze verjaring.
- Het in bezit nemen en houden van gemeentegrond, wetende dat deze grond eigendom is van de gemeente, is onrechtmatig en kan leiden tot een vordering uit schadevergoeding.
Bij eventuele toewijzing van het beroep op verjaring draagt de verkrijger de kosten van inschrijving van verjaring in de openbare registers. De gemeente vergoedt eventueel gemaakte kosten die met een beroep op verjaring samenhangen niet.
Soorten verjaring
Er zijn twee vormen van verjaring: verkrijgende verjaring en bevrijdende verjaring. Bij verkrijgende verjaring geldt een verjaringstermijn van 10 jaar. Bij deze vorm van verjaring dient sprake te zijn van handelen te goeder trouw. Bij bevrijdende verjaring geldt een verjaringstermijn van 20 jaar. Handelen te goeder trouw is hierbij geen vereiste. Bij beide vormen van verjaring dient sprake te zijn van bezit. Belangrijk om te weten is dat degene die zich op verjaring beroept dient aan te tonen dat er sprake is van verjaring.
Handelen te goeder trouw
Handelen te goeder trouw is één van de vereisten bij een beroep op verkrijgende verjaring. Dit betekent dat men niet wist, maar ook niet kón of behoorde te weten, dat de gemeentegrond bij hen in gebruik is en niet tot het eigen perceel behoort.
Te goeder trouw kan men bijvoorbeeld aantonen indien uit de openbare registers (bijvoorbeeld in het Kadaster of de eigendomsakte) een gebrek of fout blijkt. Dit gebrek kan blijken uit de originele eigendomsakte die in de openbare registers is ingeschreven. Van een gebrek is bijvoorbeeld sprake als in de originele eigendomsakte het aantal vierkante meters inclusief de in gebruik genomen strook gemeentegrond staat vermeld. Hierdoor had men niet kunnen weten dat de strook gemeentegrond niet bij het perceel hoort en is men juridisch bezien te goeder trouw. Gelet op de onderzoeksplicht die volgens de wet op de verkrijger van onroerende zaken (grond) ligt, is er niet snel sprake van goeder trouw.
Bezit
Voor een geslaagd beroep op zowel verkrijgende als bevrijdende verjaring dient sprake te zijn van bezit. Dit betekent dat men de gemeentegrond minimaal 10 dan wel 20 jaar voortdurend, onafgebroken, ongestoord, openbaar en ondubbelzinnig in gebruik heeft. Of sprake is van bezit kan per situatie verschillen. Het gaat erom welke handelingen zijn verricht op de betreffende gemeentegrond. Als dit handelingen zijn op basis waarvan de eigenaar (in dit geval de gemeente West Betuwe) had kunnen zien dat men zich de grond heeft toegeëigend alsof men de eigenaar is van deze grond, dan kan er sprake zijn van zogenaamde bezitsdaden. Het enkel gebruiken en/of onderhouden van de grond is niet voldoende om van inbezitneming te kunnen spreken.
Uiterlijke omstandigheden
Samengevat is in de jurisprudentie (uitspraken gedaan door rechters) bepaald dat het voor een geslaagd beroep op verjaring aankomt op uiterlijk waarneembare omstandigheden, waaruit een wilsuiting kan worden afgeleid. Noodzakelijk is dat men zich gedraagt alsof men eigenaar is van de grond. Daarnaast moet het voor iedereen duidelijk zijn (uiterlijke verschijningsvorm, hoe het eruit ziet) dat de macht van de oorspronkelijke bezitter (de gemeente) over de grond is geëindigd.
Dit betekent dat uit het bewijsmateriaal moet blijken dat men de macht van de gemeente over deze strook grond heeft overgenomen en dat dit alles 10 dan wel 20 jaar geleden is begonnen. Uit de jurisprudentie blijkt dat bijvoorbeeld het omheinen van de grond met een ondoordringbare haag of hekwerk, met de bedoeling de eigendomsgrens aan te geven, een omstandigheid kan zijn waaruit af te leiden valt dat de grond in gebruik is genomen. Een tuin inclusief de gemeentegrond moet dan tevens niet meer vanaf elders toegankelijk zijn en moet één geheel vormen met de tuin.
Onvoldoende bezit
Onvoldoende voor een geslaagd beroep op verjaring is bijvoorbeeld: het verrichten van werkzaamheden zoals het opruimen van het terrein, het zaaien van gras, het planten van bomen, het later vervangen van gras door stoeptegels of een combinatie hiervan. Kortom, uit de jurisprudentie blijkt dat het eigendom in Nederland goed is beschermd en een beroep op verjaring daardoor niet zomaar slaagt.
Houderschap
Van verjaring kan ook geen sprake zijn als men houder is (geweest) van de gemeentegrond. Men is bijvoorbeeld houder als er met de gemeente een huur- of bruikleenovereenkomst is afgesloten, dan wel op andere wijze door de gemeente toestemming is gegeven voor het gebruik van de grond. Men wist in dat geval dat de grond niet bij het eigen perceel behoorde en hield daarmee de grond voor de gemeente. Ook als men in het verleden voor deze gemeentegrond een aanvraag tot aankoop heeft ingediend, wordt het eigendom van de gemeente door de gebruiker erkend en gaat de verjaring niet op.
Bewijs
Voor een geslaagd beroep op zowel verkrijgende als bevrijdende verjaring dient er bewijsmateriaal, zoals gedateerde foto’s, video’s of ander beeldmateriaal aangeleverd te worden. Getuigenverklaringen kan men slechts aanleveren als steunbewijs, dat wil zeggen in combinatie met ander bewijs. Een stelling dat de strook gemeentegrond die in gebruik is meer dan 10 jaar dan wel 20 jaar onafgebroken onderdeel uitmaakt van de tuin, dient men te ondersteunen door bewijsmateriaal. Zonder bewijs wordt een beroep op verjaring niet in behandeling genomen.
Schadevergoeding aan de gemeente
Door een geslaagd beroep op verkrijgende of bevrijdende verjaring verliest de gemeente haar grond. Uit jurisprudentie blijkt dat eigendomsverlies door verjaring het gevolg is van onrechtmatig handelen. De gemeente kan hierdoor een schadevergoeding vorderen van de nieuwe eigenaar. Het uitgangspunt is in beginsel schadevergoeding in geld. De gemeente kan bij een vordering tot schadevergoeding in geld de geldende grondprijzen als uitgangspunt nemen. De gemeente heeft daarnaast ook de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen in natura (in plaats van geld) door middel van teruglevering van de grond. Een vordering tot teruglevering door de gemeente is bijvoorbeeld mogelijk indien de grond nodig is voor een herinrichting van het openbaar gebied, of indien er kabels en leidingen in de grond liggen die toegankelijk moeten blijven. Een geslaagd beroep op verjaring kan dus leiden tot een vordering uit schadevergoeding, waardoor alsnog de waarde van de grond aan de gemeente dient te worden betaald.